1. Naamvallen (die Fälle)
In het Duits komen de verschillende zinsfuncties (Funktionen im Satz) vaak telkens met een naamval overeen. Voor het onderwerp en het gezegde is dat de nominatief (der Nominativ).
De nominatief „noemt“ of „benoemt“ als het ware.

2. Onderwerp en Gezegde

Zinsfunctie
Hoe vind ik?
Voorbeeld
Beispiel
onderwerp (Subjekt)
Wie is of handelt of doet iets?
* Deze man heet     
   Jan Wagner.
*
Deze vrouw is    
   boekhoudster.
Dieser Mann heißt Jan Wagner.
*
Diese Frau ist
   Buchhalterin.
gezegde (Prädikat)
Wie is hij/zij? (zijn is hier een koppelwerkwoord)
* Deze man heet Jan
   Wagner.
* Deze vrouw is

   boekhoudster.
* Dieser Mann heißt
   Jan Wagner.
* Diese Frau ist

   Buchhalterin.
à Grammatik: die Fälle

3. Enkele koppelwerkwoorden
zijn (sein), heten (heißen)